Ze weigerden te luisteren. Ze dachten niet meer aan de wonderen die U voor hen had gedaan. Ze waren koppig en ongehoorzaam. Ze zochten zelfs een leider die hen moest terugbrengen naar het land van slavernij. Maar U bent een God die vergeeft. U bent liefdevol en geduldig. U heeft hen niet verlaten.
Zij wilden niet gehoorzamen en vergaten de wonderen die U voor hen had gedaan. Het werd nog erger: koppig als ze waren, stelden zij een nieuwe leider aan, die hen moest terugbrengen naar de slavernij in Egypte! Maar U bent een God die vergeeft, die genade schenkt en medelijden toont. U wordt niet snel toornig; integendeel, U bent vol liefde en genade. Daarom hebt U hen niet in de steek gelaten.